Met terugwerkende kracht vastgestelde kinderalimentatie
by Bredius & Jansse on 11 okt, 2016 - 0 comments
Wanneer een relatie wordt verbroken waar kinderen bij betrokken zijn moeten er veel zaken worden geregeld. Eén daarvan is het vaststellen van de kinderalimentatie. Dit kan in overleg tussen ouders op basis van de door het Tremarapport bepaalde normen, maar ouders komen daar niet altijd samen uit. Dan kan het verzoek tot vaststellen van de kinderalimentatie aan de rechtbank worden voorgelegd.
In de zaak die ik hier zal bespreken is bij de rechtbank een verzoek ingediend voor het vaststellen van kinderalimentatie. Partijen zijn in mei 2015 uit elkaar gegaan. De vrouw is met het kind in de gezamenlijke woning blijven wonen en de man is bij familie ingetrokken. In juni 2015 heeft de advocaat van de vrouw, de man benaderd om afspraken te maken naar aanleiding van het uiteengaan van partijen. In oktober 2015 is vervolgens het verzoek ingediend tot vaststellen van de kinderalimentatie.
De vrouw heeft verzocht om als ingangsdatum voor de kinderalimentatie uit te gaan van juni 2015 nu de man vanaf dat moment wist dat het kind behoefte had aan kinderalimentatie. De man heeft verweer gevoerd tegen dit uitgangspunt. De rechtbank overweegt als volgt: “Op grond van artikel 1:404 lid 1 BW zijn beide ouders verplicht naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Tussen partijen is niet in geschil dat zij in mei 2015 feitelijk uit elkaar zijn gegaan. Toen bestond in feite al de verplichting van beide ouders om in de kosten van het kind te voorzien. De vrouw heeft de man vervolgens bij brief van 11 juni 2015 aangeschreven in verband met de te maken afspraken als gevolg van het feitelijk uiteengaan van partijen. De man heeft dus vanaf het moment dat zij feitelijk uiteengingen, maar in ieder geval vanaf 11 juni 2015 rekening kunnen houden met (het sparen voor) een door hem te betalen bijdrage in de kosten van het kind. De rechtbank zal daarom 11 juni 2015 als ingangsdatum van een mogelijke bijdrage voor het kind hanteren. Dat de vrouw pas in oktober 2015 een verzoek tot vaststelling kinderalimentatie heeft ingediend, maakt dit niet anders.”
De overweging van de rechtbank is dat de man vanaf het feitelijk uiteengaan van partijen rekening had kunnen houden met het feit dat hij een bijdrage diende te leveren in de kosten van het kind. Hij had dan ook al geld opzij kunnen leggen daarvoor. Ondanks dat het verzoek dus vier maanden later is ingediend dan de eerste brief aan de man, vindt de rechtbank dat de man vanaf juni 2015 een bijdrage verschuldigd is.
De rechtbank heeft de kinderalimentatie met terugwerkende kracht vastgesteld. Dit is een redelijk uniek uitgangspunt. De Hoge Raad (HR 25 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1001) heeft namelijk overwogen dat de rechter die voornemens is een wijziging van de alimentatieverplichting in te laten gaan op een vóór zijn uitspraak gelegen datum, behoedzaam gebruik moet maken van die bevoegdheid. Doordat de man er al geruime tijd rekening mee had kunnen houden en hij wel werk had en geen tot nauwelijks woonkosten achtte de rechtbank een bijdrage vanaf juni gerechtvaardigd.
Heeft u vragen over het vaststellen van kinderalimentatie, of wilt u advies over een wijziging? Wij kunnen u daarbij helpen. Neem daarvoor contact op via het contactformulier.